U bent hier

Galblaas

    Klik op de afbeelding voor de brochure

Functie van de galblaas

De galblaas is een klein peervormig orgaan dat zich aan de onderzijde van de lever bevindt. Via een kleine galweg is ze verbonden met de hoofdgalweg die van de lever naar de twaalfvingerige darm loopt. De lever produceert voortdurend gal, een substantie die noodzakelijk is voor het afbreken van vetten die via de voeding in de darm terecht komen. Deze gal wordt in de galblaas opgestapeld. Na een maaltijd perst de galblaas de opgestapelde gal via de galwegen naar de dunne darm, waar de vertering van vetten kan starten.

 

Galstenen

Ontstaansmechanisme

Gal is opgebouwd uit galzouten en cholesterol, twee componenten die door de lever worden aangemaakt. Wanneer het evenwicht tussen deze beide bestanddelen verstoord raakt, kan er in de gal een bezinksel ontstaan. Dit kan evolueren naar gruis en op termijn zelfs stenen in de galblaas. Het precieze ontstaansmechanisme van deze galstenen is nog niet helemaal duidelijk, maar wel zijn er een aantal beïnvloedende factoren bekend (geslacht, leeftijd, lichaamsgewicht, hormoonschommelingen, …). Zo zijn overgewicht, een snelle gewichtsafname en zwangerschap gekende riscofactoren. Ook lopen vrouwen meer kans dan mannen op het ontwikkelen van galstenen.

Klachten

De grote meerderheid van patiënten met galstenen heeft helemaal geen klachten. Toch kunnen de galstenen ook aanleiding geven tot een hele reeks klachten of symptomen.

  • Moeizame spijsvertering: misselijkheid, oprispingen of een zwaartegevoel in de maagstreek kunnen op regelmatige basis optreden, vooral na het nuttigen van zwaardere of vette maaltijden.
  • Galkolieken: hevige pijnklachten die zich meestal onder de rechter ribbenboog of in de maagstreek situeren, maar de pijn kan ook uitstralen naar rug, schouder of borstbeen. Deze pijnklachten ontstaan wanneer galstenen bij het samentrekken van de galblaas in de galweg worden geperst. De klachten treden dan ook vaak zeer plots op, meestal na het nuttigen van een zware maaltijd. In de meerderheid van de gevallen verdwijnen de kolieken spontaan na enige tijd, de inname van medicatie kan dit wat versnellen. De pijn verdwijnt meestal doordat de galblaas stopt met persen en de steen daardoor niet meer tegen de galweg drukt. Een kleine galsteen kan echter ook doorheen de galweg naar de twaalfvingerige darm afzakken, waarna de pijnklachten wegebben. 
  • Galblaasontsteking: wanneer een galsteen vastgeklemd raakt in de nek van de galblaas, dan kan deze zich niet meer ledigen. Doordat de galblaas niet meer normaal kan functioneren treedt dan vaak een ontsteking op, deze kan soms zeer snel evolueren. In dergelijke situatie blijft de koliekpijn veel langer duren, de meeste patiënten ontwikkelen ook koorts.
  • Geelzucht: manifesteert zich door een toenemende geelverkleuring van de huid en het wit van de ogen, maar vaak ook door veralgemeende jeuk. Dit fenomeen doet zich onder meer voor wanneer een galsteen klem komt te zitten in de grote hoofdgalweg die de lever met de dunne darm verbindt. Gal kan nu niet meer naar de darm afvloeien en komt daardoor in het bloed terecht. Als gevolg hiervan kunnen patiënten soms opmerken dat hun stoelgang erg bleek (geen galkleurstof meer in de darm) en de urine zeer donker wordt (de nieren filteren de gal uit het bloed). Indien deze situatie blijft aanhouden zal de stilstaande gal in de hoofdgalweg gaan besmetten wat tot ernstige infectie van de hoofdgalweg (cholangitis) kan leiden.
  • Alvleesklierontsteking (pancreatitis): de alvleesklier mondt op precies dezelfde plaats in de twaalfvingerige darm uit als de hoofdgalweg, deze uitmonding wordt afgesloten door een kleine sluitspier. Wanneer een galsteen net ter hoogte van deze gemeenschappelijke uitmonding klem komt te zitten, kan de pancreas geen verteringssappen meer afvoeren. Dit kan aanleiding geven tot ernstige ontsteking en zelfs infectie van de alvleesklier (pancreatitis).

Diagnose

Door de ligging van de galblaas onder de lever is deze bij de meeste mensen eenvoudig in beeld te brengen met behulp van een echografie. Doorgaans kan men op deze manier snel galstenen en/of ontstekingskenmerken vaststellen.

In sommige gevallen is een echografie ontoereikend, dit is soms het geval bij zeer zwaarlijvige mensen. Bij dergelijke patiënten wordt dan soms een CT-scan van de buik verricht. Hoewel ontstekingstekenen met dit onderzoek wel kunnen worden vastgesteld, zijn niet alle galstenen op deze scannerbeelden te zien. Voor het in kaart brengen van het hele galwegstelsel is soms een magnetische scan (MRI of NMR) meer aangewezen.

Naast beeldvorming kan ook een uitgebreid bloedonderzoek helpen bij het stellen van de diagnose. Zo zijn er naast verhoogde ontstekingswaarden soms ook verstoorde lever- en alvleeskliertesten aanwezig.

Behandeling

Bij afwezigheid van klachten kan eventueel een afwachtende houding worden aangenomen. Zodra de galstenen aanleiding geven tot pijnklachten of een galblaasontsteking, wordt best toch ingegrepen. Bij de overgrote meerderheid van de patiënten is in die gevallen een heelkundige wegname van de galblaas (een cholecystectomie) aangewezen.

Het chirurgisch wegnemen van de galblaas wordt tegenwoordig nagenoeg altijd via een kijkoperatie (laparoscopie) verricht. In sommige gevallen is het echter nog steeds noodzakelijk een klassieke insnede onder de ribbenboog te maken om de galblaas te kunnen verwijderen (conventionele galblaasoperatie).

In sommige gevallen is een endoscopische behandeling van galstenen noodzakelijk, dit is het geval wanneer er galstenen in de hoofdgalweg of ter hoogte van de pancreasuitmonding vast zitten. Dit onderzoek heet een endoscopische retrograde cholangio-pancreaticografie (ERCP). Bij deze techniek wordt via een soort maagonderzoek met een lange fijne camera de steen in de hoofdgalweg opgezocht en verwijderd. Hierbij kan de sluitspier ter hoogte van de uitmonding van de hoofdgalweg worden ingeknipt. Nadien is doorgaans toch een wegname van de galblaas nodig om herhaling van het probleem te voorkomen.

In geval van een ontsteking van de galblaas worden doorgaans ook antibiotica toegediend.

Er bestaan ook medicijnen die galstenen kunnen doen oplossen. Deze werken echter maar in een deel van de patiënten en het effect laat vaak ook maanden op zich wachten. Wanneer de medicatie aanslaat zullen de galstenen geleidelijk aan verkleinen en eventueel helemaal oplossen. Na het stoppen van de medicatie kunnen ze echter terugkomen. Tijdens de behandeling dient ook regelmatig een bloedonderzoek te worden verricht, aangezien regelmatig een verstoring van de levertesten wordt vastgesteld.

 

Wegnemen van de galblaas (cholecystectomie)

Techniek

In het overgrote deel van de gevallen wordt de galblaas verwijderd met een kijkoperatie of laparoscopie. Bij deze ingreep wordt de buikholte opgeblazen met koolzuurgas. Nadien wordt een camera via de navel in de buikholte gebracht, waarna de galblaas via een drietal kleine wondjes met fijne instrumenten wordt losgemaakt en verwijderd. De hele ingreep wordt gevolgd op een groot videoscherm zodat het hele chirurgische team precies kan volgen wat er binnen in de buik gebeurt. Het voordeel van deze techniek zit vooral in de beperkte insneden, waardoor het herstel na de ingreep vaak ook erg snel verloopt.

In sommige gevallen is het echter niet mogelijk de galblaas veilig via een kijkoperatie te verwijderen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij patiënten die voordien reeds bepaalde ingrepen in de bovenbuik hebben ondergaan, waardoor er verklevingen zijn opgetreden. Ook bij zware infecties van de galblaas kan de anatomie dermate verstoord zijn dat een klassieke insnede dient te worden gemaakt onder de ribbenboog. Hierdoor bestaat de kans dat de chirurg tijdens de ingreep beslist toch over te schakelen naar de conventionele benadering (een open insnede).

Richtlijnen na de ingreep

  • Ontslag naar huis: de duur van de hospitalisatie hangt af van een aantal factoren. Zo spelen leeftijd en algemene toestand van de patiënt een rol, evenals de thuissituatie (bv alleenstaand). Ook zullen patiënten die geopereerd werden via een insnede onder de ribbenboog en patiënten die na de ingreep nog antibiotica toegediend krijgen voor een galblaasontsteking vaak wat langer in het ziekenhuis blijven. Patiënten die met een kijkoperatie werden behandeld voor onverwikkelde galstenen kunnen doorgaans snel naar huis: soms wordt de ingreep zelfs in daghospitalisatie uitgevoerd.
  • Wondpijnen zijn in zekere mate normaal na een heelkundige ingreep. Deze pijnen kunnen een week aanhouden, bij hoesten of heffen kan u de pijn zelfs enkele weken voelen. U mag tijdens deze periode zeker pijnstillers gebruiken. De intensiteit van de pijn dient wel alsmaar af te nemen. Bij toename van de pijnklachten laat u de wonden best eens tussentijds controleren door de huisarts.
  • Schouderpijn kan optreden na elke kijkoperatie als gevolg van de positie tijdens de ingreep maar ook door het opblazen van de buikholte met koolzuurgas. Het oprekken van het middenrif kan namelijk prikkeling veroorzaken van de zenuw die ook naar de schouder loopt. Deze schouderpijnen zijn niet verontrustend en ze verdwijnen doorgaans na enkele dagen.
  • Hechtingen mogen door de huisarts verwijderd worden op de tiende dag na de ingreep. Tot die tijd beschermt u de wonden best tegen water. De verbanden mogen ververst worden wanneer ze vuil worden of loskomen.
  • Drain: indien er bij de ingreep tekenen van infectie of bloedverlies waren, kan de chirurg beslissen een drain in de operatiestreek te laten zitten. Dit plastieken buisje evacueert dan het overtollige vocht naar buiten. Deze drainage wordt doorgaans verwijderd voor het ontslag, slechts heel uitzonderlijk moet de drain langere tijd ter plaatse blijven.
  • Bewegen is aangewezen van zodra de pijnklachten u dit toelaten. Door snelle mobilisatie vermindert u de kans op vorming van bloedklonters in de aders. Het bewegen dient wel binnen de pijngrens te gebeuren, met sporten wordt best een drietal weken gewacht. U kan na de ingreep al gauw enkele weken sneller vermoeid zijn.
  • Dieet: na de ingreep neemt de hoofdgalweg de functie van de galblaas over, doordat deze geleidelijk aan breder wordt kan er steeds meer gal in worden opgeslagen. Hierdoor heeft de meerderheid van de patiënten na de ingreep geen enkele moeite met het verteren van vetten of alcohol. Slechts een minderheid van de patiënten moet na de operatie een dieet volgen. De eerste dagen is het echter wel aangewezen de vetinname te beperken, de hoofdgalweg heeft vaak een tijdje nodig om het verlies van het galblaasreservoir op te vangen.

Complicaties na de ingreep

  • Wondinfecties kunnen ook na een kijkoperatie optreden, vooral ter hoogte van de wonde aan de navel is er een verhoogd risico doordat deze wonde meestal fors wordt opgerekt om evacuatie van de galblaas toe te laten. Bij toenemende wondpijn, roodheid of vuil verlies via de wonde laat u best een vervroegde wondcontrole verrichten.
  • Infectie in de buik: bij patiënten die geopereerd worden voor een geïnfecteerde galblaas kan er na de ingreep een infectie in de operatiestreek optreden. Deze kenmerkt zich meestal door toenemende pijn onder de ribbenboog, een algemeen ziektegevoel en koorts. Bloedonderzoek toont verhoogde infectiewaarden, op beeldvorming kan een afgekapselde vochtcollectie te zien zijn. Meestal kan deze infectie behandeld worden met antibiotica. In sommige gevallen is het nodig de vochtcollectie te evacueren door middel van een punctie (aanprikken onder echografie of CT-scan) of zelfs een heringreep.
  • Bloeding: een post-operatieve bloeding kan optreden ter hoogte van de operatiestreek onder de lever of ter hoogte van de kleine wondjes doorheen de buikspieren. Doorgaans vormt zich in geval van beperkt bloedverlies een afgekapselde bloedklonter (hematoom) waarvoor geen verdere behandeling vereist is. Alleen bij besmetting van het hematoom kan een heringreep of een punctie aangewezen zijn. Ernstig bloedverlies manifesteert zich meestal door hoge polsslag, lage bloeddrukken en duizeligheid; in die gevallen is sneller heelkundig ingrijpen vereist.
  • Lekkage van gal kan optreden door kwetsuur van de galwegen. In uitzonderlijke gevallen liggen anatomische varianten van deze galwegen aan de basis van dergelijk lek. De gal die in de buikholte sijpelt veroorzaakt pijnklachten, verdere beeldvorming is aangewezen om de ernst ervan in kaart te brengen. Bij discrete gallekken kan doorgaans worden afgewacht. Voor meer uitgesproken lekkage is vaak een endoscopische interventie via de maag vereist om de druk in de galweg te laten afnemen, eventueel kan via deze benadering ook een stent over het lek in de galweg worden geschoven. Uitzonderlijk is een heelkundige ingreep vereist om het gallek te stoppen. Al naargelang de situatie dient men dan te kiezen voor een drainage en/of herstel (bv met een dundarmsegment).
  • Geelzucht en/of pancreatitis: door manipulatie van de galblaas bij de ingreep kunnen kleine galstenen soms nog ontsnappen naar de hoofdgalweg. Indien ze daar klem komen te zitten kunnen ze geelzucht of ontsteking van de pancreas veroorzaken. Toenemende pijnklachten, geelverkleuring van oogwit of huid en verkleuring van urine of stoelgang zijn symptomen die een post-operatief bloedonderzoek vereisen. Indien de galstenen niet snel spontaan naar de dunne darm migreren is een ERCP (zie hoger) aangewezen.
Downloads: 

Brochure galblaas

Galblaasoperatie: Diagnose en behandeling van galblaaslijden